In mijn proefschrift schrijf ik over de impact van verwachtingen in de gezondheidszorg. Iedere patiënt heeft verwachtingen, bijvoorbeeld van een arts, een medische ingreep of een behandeling. Verwachtingen kunnen op verschillende manieren ontstaan, zoals: •persoonlijke ervaringen uit het verleden • het zien of horen van ervaringen van anderen • informatie die gegeven wordt door zorgverleners • informatie vanuit andere bronnen, zoals het internet.
Verwachtingen van patiënten kunnen zowel positief als negatief zijn (en alles daartussenin), bijvoorbeeld:
- Positief: Patiënte X las op het internet goede verhalen over dit nieuwe medicijn en heeft daardoor vertrouwen dat het gaat werken.
- Negatief: Patiënte Y hoorde van een vriendin dat haar moeder veel bijwerkingen heeft ervaren van dit nieuwe medicijn, en hierdoor ziet ze erg tegen de behandeling op.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de verwachtingen van patiënten veel effect kunnen hebben op hoe patiënten zich voelen. Verwachtingen kunnen bijvoorbeeld invloed hebben op emoties (zoals angst), de hoeveelheid pijn tijdens een procedure (zoals bij injecties), de bijwerkingen van medicijnen (zoals misselijkheid) en, soms zelfs op de effectiviteit van een behandeling (zoals bij pijnstilling).
De invloed van verwachtingen op hoe patiënten zich voelen noemen we placebo-effecten (positieve effecten) en nocebo-effecten (negatieve effecten).
Aangezien verwachtingen daadwerkelijk effecten kunnen hebben, is het essentieel voor zorgverleners om de verwachtingen van patiënten goed te begrijpen. Het is belangrijk om hierover in gesprek te gaan en te achterhalen hoe een patiënt tegen de behandeling aankijkt. Op basis hiervan kan een zorgverlener, indien nodig, bijsturen of geruststellen. Bovendien moeten zorgverleners zich bewust zijn van het feit dat hun eigen houding en woordkeuze ook nieuwe verwachtingen kunnen creëren.
Dat was even een stukje theorie over verwachtingen. Nu terug naar de praktijk.
De avond voorafgaand aan de afspraak met de internist Google ik haar naam en ik lees dat ze goede beoordelingen heeft. Ze wordt beschreven als een betrokken arts. De eerste positieve verwachtingen zijn dus al in de pocket.
Het wordt eindelijk woensdagochtend 8 mei. Mijn vriend heeft wat afspraken verschoven op zijn werk zodat hij met me mee kan naar het ziekenhuis. We melden ons aan bij de balie, nemen plaats in de wachtkamer en worden al snel opgehaald door de coassistente. Ze neemt ons mee naar een kamertje om de hoek, waar ze me veel verschillende vragen stelt. Ondertussen typt ze mee en na 30 minuten haalt ze de internist erbij.
De internist stelt opnieuw veel vragen. Ze vraagt me wanneer ik me qua energie voor het laatst een 10 heb gevoeld. Dat is even een hersenkrakertje, maar ik weet wel dat het lang geleden is.
Na alle vragen doet ze nog wat lichamelijk onderzoek. Ze onderzoekt mijn lymfeklieren en maakt indrukwekkende tik-geluidjes op mijn buik. Haar conclusie: ze maakt zich minder zorgen dan ik en vermoedt een ijzertekort. Om dat te bevestigen, stelt ze voor om een uitgebreider bloedonderzoek te doen. Ik kan direct richting de bloedafname lopen, en ze gaat me aan het einde van de dag bellen met de uitslag.
Pfoe, opgelucht.
Ze belt om 18:06: "Janine, het wordt helaas niet zo’n inkoppertje als ik had gehoopt. Je ijzer is goed, dus we moeten wat vervolgonderzoeken gaan doen. Ik wil je voor volgende week inplannen voor een beenmergpunctie en een PET-CT-scan."
Stilte. Slik.
Die punctie en die scan, die ken ik. En het is vast geen goed nieuws dat ik die in mijn werk vaak voorbij heb horen komen. "Ik wil die punctie niet," zeg ik. "Wij geven traumabehandeling aan mensen die beenmergpuncties hebben gehad, omdat het zo pijnlijk kan zijn," voeg ik eraan toe.
Ze hoeft mijn verwachtingen niet eens uit te vragen; die breng ik zelf al ter sprake.
Ze vertelt wat over de punctie, legt uit dat ik in mijn werk als psycholoog vaak alleen alle rampscenario’s tegenkom, en zegt dat het heel vaak ook meevalt. Ze geeft aan dat ze zeker weet dat ik dit kan.
Haar verwachtingsmanagement gaat lekker.
Ook voelt ze door de telefoon heen aan hoe doodsbang ik ben. "Gaat het Janine?", vraagt ze. Ik moet huilen.
Ze reageert direct: "Ik blijf bij je tot we weten wat er aan de hand is. Kijk eens op je telefoon. Zie je dat ik je met mijn privé-nummer bel? Als je het niet meer trekt, kun je me altijd bellen. Dan praat ik even met je en beantwoord ik je vragen voor zover ik kan. Echt doen hoor."
Empathie, check. Ik kom wat tot rust.
De twee dagen daarna belt ze me om te vragen hoe het met me gaat. En dat terwijl ze vrij was.
Of ik haar zelf nog heb gebeld? Dat was helemaal niet nodig, want het idee dat het zou kunnen was voldoende.
Ik voelde me veilig bij haar. Eindelijk.

Reactie plaatsen
Reacties