Toen de internist donderdag belde om te vragen hoe het met me ging, stelde ze voor om vrijdag een bloedtransfusie in te plannen, zodat ik me snel wat beter zou gaan voelen. Ik vond het vooral een heel gek idee dat ik blijkbaar bloed van een donor nodig heb om me weer goed te voelen. Heel onwennig, maar ik hunker naar wat meer energie, dus ik ga akkoord.
Lijkbleek loop ik deze vrijdag aan de arm van mijn vriend het ziekenhuis binnen, op zoek naar de dagverpleging. We melden ons aan bij de balie en mogen plaatsnemen in de wachtkamer. Ze hebben hun best gedaan om de wachtkamer huiselijk in te richten: velvet stoelen, prima koffie en een grote puzzel op een hippe mangohouten tafel in het midden van de ruimte.
Het voelt zo vreemd om hier te wachten op 'twee zakjes bloed' van een vreemde die zo lief is geweest om tijdens een drukke werkweek tijd te maken om bloed te doneren. Dat allemaal zodat ík me na vandaag een beetje beter ga voelen. Vreemd ook dat ik diegene hiervoor niet even kan bedanken; dat zou wel zo aardig zijn geweest. Waarom ben ik eigenlijk zelf altijd te lui geweest om me aan te melden als bloeddonor?
Helden zijn het.
We worden opgehaald door een jonge mannelijke verpleegkundige en krijgen een eenpersoonskamer. Nu ik dit opschrijf, besef ik me pas hoe fijn dit was. Door deze veilige, eigen plek kunnen we heel langzaam wennen aan het ziekenhuisleven. Een vriendin, die in dit ziekenhuis werkt, had me namelijk al gewaarschuwd: “Op de afdeling waar jij je bloed krijgt, krijgen ook veel mensen hun chemotherapie, dus schrik niet...”. Erg dankbaar voor mijn eigen kamer dus, want anders zouden we wel heel snel in de kankerwereld gedonderd worden. Nu kunnen we even rustig wennen aan dit nieuwe leven, want (spoiler alert!) er zullen nog vele zakjes met donorbloed volgen.
Tijd voor het prikken van het allereerste infuus. “Wil je hem links of rechts?” vraagt de lieve jongeman. “Wat doen de meeste mensen?” vraag ik, als onwetend guppie. Het wordt links, want dan kan ik mijn rechterarm nog gebruiken om thee te drinken. O ja, wel zo handig. Het eerste zakje bloed wordt binnengebracht. Heel indrukwekkend om deze plastic zak met bloed van een vreemde van dichtbij te bekijken. Mijn naam staat erop. En blijkbaar heb ik bloedgroep A+.
Langzaam stroomt het mijn lichaam in. De verpleegkundigen komen regelmatig mijn bloeddruk en temperatuur checken, en ondertussen kletsen we met ze. Over de onzekerheid waar we momenteel mee te maken hebben. Ze sluiten ieder gesprekje af met “dat ze hopen dat het mee zal vallen.” Jup, dat hoop ik ook.
Shit, ik moet plassen. Maar ik zit aan deze slang, zak en paal vast. Wat nu? De infuuspaal loopt blijkbaar op een accu, dus ik kan hem gewoon meenemen naar het toilet. De verpleegkundige koppelt de paal los en wijst me de weg. Ik open de deur, loop de rolstoelvriendelijke giga-ruimte in en zie mezelf in de spiegel boven de wasbak. Ik schrik. Jeetje, wat ziet dit plaatje er 'ziek' uit: ik zie mezelf, lijkbleek, met een infuuspaal en een zak bloed eraan door het ziekenhuis lopen. Gekke film dit.
Het is heel indrukwekkend om te merken hoe lekker mijn lijf gaat op deze nieuwe rode bloedcellen. De kleur stroomt letterlijk mijn gezicht in en na een lange zit mogen we rond 19:00 uur eindelijk naar huis. Mijn lichaam voelt minder zwaar, ik krijg meer lucht en ik hoor eindelijk niet meer de hele tijd mijn hartslag in mijn oren. Heerlijk.
Dankbaar ben ik, voor al die helden die hun bloed doneren.
Bloeddonor worden? Meld je aan via de website van Sanquin (https://www.sanquin.nl/aanmelden-donor)

Reactie plaatsen
Reacties
Lief dat je een oproep voor bloeddonoren. Die had ik nog niet bedacht