Blog #12 Beenmergpunctie 2.0

“Jij kan dit.” Die woorden hoorde ik de laatste weken zó vaak. Van mijn internist bij de eerste punctie, van vriendinnen in appjes, kaartjes. Ik kreeg het zelfs opgestuurd op een tegeltje. Doordat iedereen het steeds weer herhaalde, klikte het op een gegeven moment vast in mijn hoofd. Het werd mijn mantra, mijn houvast voor de momenten waarop de angst toenam.

Het moment is daar, beenmergpunctie nummer 2. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
De dagen ervoor loopt de spanning op en herhaal ik ieder uur mijn mantra. En het helpt.

Het is 27 mei 2024 en we melden ons opnieuw vóór 8:00 uur in het ziekenhuis, lopen langs het oncologiebordje en nemen plaats in de wachtkamer. Deze keer haalt een mannelijke hematoloog ons op en leidt ons naar de onderzoekskamer: een kil, wit hokje zonder daglicht.

Bij de vorige punctie besloot ik zelf dat mijn vriend er niet bij hoefde te zijn (ik wilde hem beschermen tegen het nare beeld van mij in pijn). O ja, en ik wilde vrijuit kunnen schreeuwen als dat nodig was, zonder het risico te lopen dat hij zou besluiten niet meer met me te willen trouwen ;). Deze keer beslist hij standvastig dat hij wél bij me wil zijn tijdens de punctie, om me te steunen. Ik heb er niets tegen in te brengen.

Weer lig ik op mijn linkerzij. Ik vraag opnieuw om een theedoek om in te knijpen en mijn zweethanden aan af te drogen. Veel van deze ochtend lijkt op die van twee weken geleden bij de eerste punctie, maar dit keer is het anders: mijn lieve vriend zit naast me. We doen het samen. Zijn aanwezigheid is het beste placebo-effect dat er bestaat.

Ik zal jullie de details besparen: angst, pijn en tranen — dat is de samenvatting.

Oké, toch een paar details dan. Zijn tactiek was anders: hij telde niet, maar kondigde wel aan wanneer hij ging ‘zuigen’. Alleen dat woord al bezorgt me opnieuw de rillingen…

Ik probeer zo gefocust mogelijk uit te ademen bij elke poging. Ik voel dit keer een andere pijn. Dat geeft hoop. Zou dit betekenen dat het nu wél gaat slagen?

Mijn vriend kijkt aandachtig mee met de procedure en gaat niet van zijn stokje (applaus!). De hematoloog doet hard zijn best. Na meerdere gefocuste ademhalingen van mij en mislukte pogingen van hem, stel ik ook aan hem de vraag “of het lukt?”.

Hij antwoordt dat hij het nog één keer gaat proberen.

Oké Janine, je kan dit, je kan dit, je kan dit, herhaal ik in mijn hoofd. Ik knijp mijn ogen dicht en de theedoek fijn.

Hij doet de allerlaatste poging. Ik adem uit en hoop op de woorden ‘het is gelukt’. Maar het blijft stil.

Een paar seconden lang is het doodstil in de onderzoekskamer. De hematoloog en de verpleegkundige kijken elkaar onrustig aan.

In tranen vraag ik hem of hij alsjeblieft wil stoppen. Hij knikt. We stoppen. Het is klaar.

De hematoloog loopt even weg om te overleggen met zijn collega’s over ‘wat nu?’.
De verpleegkundige plakt een reuzepleister op mijn heup en ik mag rustig overeind komen. Helaas weer geen toetje als beloning, wél opnieuw bloedprikken.

Na het bloedprikken komt de hematoloog terug, samen met de vrouwelijke hematoloog van twee weken geleden. Ze hebben besloten dat ze nog één keer een punctie willen proberen, maar dan onder een roesje, zodat ik het niet bewust hoef mee te maken. Dit kan alleen niet vandaag, omdat er een anesthesioloog bij aanwezig moet zijn.
Ze hopen dat dit over een aantal dagen ingepland kan worden; daar word ik vanmiddag over gebeld.

Ik weet niet meer of ik ze daarna heb vervloekt of bedankt; ik hoop het laatste.

Mijn eerstvolgende herinnering is dat we samen in de grote gang van het ziekenhuis op een bankje zitten. Daar heb ik opnieuw een potje zitten janken (ja mensen, emoties uiten is het probleem niet). Ik ben boos: dat het wéér niet is gelukt, dat ik opnieuw zoveel pijn heb moeten hebben voor niets. Verdrietig en bang, omdat ik me nu alweer moet opladen voor een derde beenmergpunctie — terwijl ik al zo moe ben. Ik weet even niet waar ik de kracht vandaan moet halen.

Ik voel me machteloos, omdat ik het gevoel heb dat ik geen keus heb. Die punctie moet. Het vocht in mijn beenmerg moet ons gaan vertellen of ik echt MDS heb, of daarmee de kankerdiagnose definitief wordt. En vooral: welke vorm van MDS het is, en wat het behandelplan zal gaan zijn.

Zo. Veel. Vragen. En vooral: wéér wachten.

We rijden naar huis met de radio aan. Ik zeg de hele terugweg geen woord en staar vlak voor me uit.

“je kan dit, je kan dit, je kan dit, je kan dit…”

Reactie plaatsen

Reacties

Jeanne
3 maanden geleden

Lieve Janine,
Ik ontdek je blog nu pas en heb alles achter elkaar zitten lezen. Wat beschrijf je dit mooi, wat je meemaakt, de emoties in combinatie met de kennis uit werk en onderzoek. Ik blijf zeker meelezen en meelezen!
Liefs Jeanne